Krimp in beeld

01 nov 2013
Bevolkingsopbouw

Onderzoek naar provinciaal beleid ten aanzien van het thema krimp

De Rekenkamer Zeeland onderzocht de eerste helft van dit jaar het beleid dat de Provincie voerde ten aanzien van het thema krimp.

De Rekenkamer heeft onderzocht wat de Provincie concreet doet aan het begeleiden van met krimp verbonden knelpunten en welke factoren bijdragen aan het succes of falen van het beleid. Het onderzoek richtte zich op het toetsen van beleidsplannen en acties die daaruit voortvloeiden. Daarbij zijn de succes- en faalfactoren in beeld gebracht.

Bewustwording en kennisoverdracht

De Rekenkamer stelt vast dat met name op het gebied van wonen en onderwijs concrete stappen zijn gezet. Ook op het terrein van bewustwording en kennisoverdracht is de Provincie succesvol geweest. Vooral acties op het terrein van het faciliteren van partijen met kennis en het onder de aandacht brengen van specifieke Zeeuwse knelpunten bij het Rijk worden door betrokken gemeenten en maatschappelijke organisaties als zeer positief ervaren.

Op andere terreinen beperken de concrete resultaten zich nog tot rapporten, websites, monitors, etc. De overstap van de fase van bewustwording naar de fase van "daadwerkelijk dingen doen", blijkt in de praktijk  nog niet gezet. Om de stap naar een effectieve uitvoering van beleid goed te kunnen maken moet, naar het oordeel van de rekenkamer, het thema krimp bovendien op een meer integrale manier worden opgepakt en ook in organisatorische zin worden vertaald.

Uit het onderzoek blijkt dat 63% van de voorgenomen acties gerealiseerd zijn. Bij de meeste acties en experimenten is het meten en evalueren onderbelicht. De effectiviteit van acties wordt niet gemeten, waardoor de basis om tussentijds bij te stellen ontbreekt. De huidige acties lenen zich daar ook niet voor. Ze verschillen in aard van resultaat, omvang en impact. Dat maakt ze onderling moeilijk vergelijkbaar. Bovendien is een aantal acties nog niet afgerond of niet zo ver als gepland, waardoor het te vroeg is om effecten te kunnen meten.

Mogelijke risico’s op langere termijn zijn de veelheid aan verschillende acties in aard, omvang en thematiek. Er wordt aan meerdere projecten en experimenten tegelijk gewerkt, waardoor tijd, geld en aandacht verdeeld moeten worden. Hierdoor bestaat het risico dat betrokken partijen (zoals provincie, gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijven) de focus verliezen.

Gedeputeerde Staten (GS) geven aan de demografische ontwikkelingen in de brede zin van het woord te willen aanpakken. Naar de mening van GS is de impact van vergrijzing, ontgroening en daling van de beroepsbevolking namelijk groter dan het effect van de daling van de bevolking. GS wijken hiermee af van het advies van het Rijk (Topteam Krimp), dat adviseert om juist scherp in beeld te brengen welke vraagstukken daadwerkelijk krimpgerelateerd zijn. De problematiek van krimp vraagt namelijk een andere aanpak dan knelpunten ontstaan door ontgroening en vergrijzing. De Rekenkamer onderschrijft het advies van het Topteam Krimp.

Aanbevelingen

Het onderzoek leidt tot de volgende aanbevelingen: 

  • Aanbeveling 1:
    Blijf investeren in goede relaties met Provincies die dezelfde problemen onderkennen en blijf ook investeren in de communicatie met de landelijke politiek met betrekking tot dit probleem. Het verleden heeft aangetoond dat dit effectief is.
  • Aanbeveling 2:
    De opgave voor de Provincie ten aanzien van krimpbeleid ligt in het vormgeven en bewaken van de integraliteit (= alles omvattend / het totaalbeeld). Beleg die integraliteit organisatorisch, beleidsmatig en financieel en bewaak hem. Maak daarin onderbouwde keuzes.
  • Aanbeveling 3:
    Zorg voor een heldere handelwijze en overlegstructuur waar iedereen achter staat door het instellen van een gezaghebbende regiegroep die zorgt voor afstemming met en regie op de uitvoering van acties in de regio('s).
  • Aanbeveling 4: 
    Gebruik specifieke, meetbare, acceptabele, realistische, tijdgebonden en consistente formuleringen voor het benoemen van acties zodat op langere termijn de effecten van de resultaten van acties aangetoond kunnen worden.
  • Aanbeveling 5: 
    Rapporteer met een afgesproken regelmaat aan PS over de voortgang en voorzie incidenteel de voortgangsrapportage van een evaluatie.
  • Aanbeveling 6:
    Overweeg een gerichte analyse met partners naar de vraag waarom projecten lijken te stokken als het richting uitvoering gaat. Doel daarvan is om de fase van uitvoering versneld in te kunnen gaan.